Zeeland; pas ontdekt na deze dag 🙂
Vanaf Zierikzee een rondje op de fiets, +/- 18 km, waarvan 50% fietspad en langs de Oosterschelde.
Niet vergeten:
- drinken & eten (lunch en iets lekkers);
- badhanddoeken;
- waterschoentjes voor de kinderen;
- uitschuifbare schepnetjes (optioneel).
Op het eiland Schouwen-Duiveland is er een pareltje niet ontdekt, wat speciaal voor jonge gezinnen open gaat… Het kreekgebied van Ouwerkerk.
Wij waren met de tent, mijn vrouw Roos, mijn twee kinderen, Siep van 6 jaar en Sam van 4,5 jaar en ik, Mike.
Natuurlijk veeeel te laat met het vinden van een plekje op een camping, dus dan maar op een eenvoudige mini-camping ergens bij de zee. We moesten die stad uit, even helemaal weg! Het weer was niet echt zomers, maar we bedachten ons dat als de kinderen eenmaal zand en water hebben dat ze het al snel leuk vinden en wij kunnen ons met een boekje, of telefoon ook prima amuseren. Kinderen blij = wij blij! 🙂
Gelukkig na wat ouderwets rond bellen vonden we een plekje in de buurt van Zierikzee. Zierikzee.. Je leert op de lagere school waar dat is, maar om er nu vakantie te vieren?? Oké, oud stadje dus vast leuk om er een bezoekje aan te wagen. Eenmaal aangekomen bleken wij het enige jonge gezin te zijn met een tent die tussen een hoop gepensioneerde caravan bewoners stond te stuntelen met haringen en stokken. De kinderen maakten al snel kennis met de overburen die het maar al te gezellig vonden dat hun hondje nieuwe speelkameraadjes had.
Zierikzee was leuk; een prachtig monumenten stadje! Het grote strand aan de andere kant van het eiland ook, maar wat druk zeg! Constant ogen te weinig om de kids in de gaten te houden. Daarbij werd het ook nog eens hoog water, dus een kleiner strandje met net zoveel mensen.. Zandvoort was er rustig bij.
Beetje mopperend begon ik aan de 4e dag. Ik kon mij Zeeland als jong ventje heel anders herinneren.. Lag dat nu aan mij? Wind, fietspaden in de zon, vrije stranden, af en toe een groetende voorbijganger.. Romantiseerde ik nu mijn herinneringen?
De overbuurman maakte nog een grapje over mijn gemopper: “is je koffie op?” zei hij lachend.. “Gelukkig niet” zei ik, “anders moeten wij weer naar de drukte, grrr”.
We raakten aan de praat en hij vertelde mij over een fietspad dat dwars door de polder naar een gebied gaat wat na de watersnoodramp is bestempeld als recreatiegebied. Ik wilde er niet aan denken om met twee kinderen uren op de fiets te zitten, dus was al bezig met andere dingen in mijn hoofd, maar toen hij zei dat het vlakbij was werd ik nieuwsgierig.
“Gewoon gaan fietsen, door het uitzicht vergeet je alles, ga nu maar!”. Zo werden we op pad gestuurd met instructies zoals boterhammen, waterschoentjes en schepnetjes mee.. “Maar we fietsen toch niet helemaal naar het strand?”, vroeg ik, “ik zit niet te wachten op zeurende kinderen op de fiets..”. “Nee, zo ver is het niet, echt, ga nu maar, veel plezier!”.
Met de fietstassen vol, kregen Roos en ik er toch ook er wel zin in. In het ergste geval eindigden we bij een vieze kreek met blubber .. Omdat geen van beide kinderen ergens vies van was zou ook dat wel goed komen én: we waren buiten! De zon scheen af en toe en het was best lekker ook al was het maar net 20 graden.
De weg leek alleen maar door de polder te gaan. Uitgestrekt land met hier en daar een verzorgde boerderij, soms met een paardenrijbak. Met Sam geraden welke gewassen er groeiden.. We zijn zelfs afgestapt om het van dichterbij te bekijken: nooit geweten dat boerenkool al zo vroeg in het jaar groeit en dat er zoveel vlinders op af komen. Echt schitterend! Op de achtergrond een kronkelende dijk, Nederlands kan niet. 🙂
Eenmaal over de dijk zagen we een uitgestrekte groene muur in de verte. Het bleek een hele hoop bomen! Het zag er een beetje gek uit. Alsof we ineens in een ander land zouden komen bij het betreden van het groen.. De weg kronkelde er langs en eenmaal in de buurt van die groene hoge bomen, leek het ook echt een hele andere wereld!
Toen we in de polder fietsten hadden we een stevige bries. We moesten harder praten en de zon had goed zijn grip op onze armen en nek. Maar hier ging de wind liggen en voelden we de koelte uit het gebladerde gebied over de weg heen. Maar wat ons nog het meest is opgevallen; de vogels!
Het leek wel een orkest!!! Veel verschillende vogels die druk in de weer waren om alle andere vogels te laten weten dat zij er ook waren. Het was eind van de ochtend en ik nam mij voor om snel een keertje net voor schemer met Roos terug te gaan. Dan zou het gefluit vast nog mooier zijn. De overburen wilden vast wel een keertje oppassen. 🙂
Weggezonken in gedachten, tijdens deze voor mijzelf goede oplossing voor de nogal mopperende ochtend, riep mijn Sam “stop met fietsen”!!! Met hart in de keel en angst dat er minimaal één teen tussen de spaken zou zijn gekomen keken we elkaar aan..
“Herten”!!! Herten?! Echt? Ja hoor; drie herten keken naar ons vanaf de rand van het bosrijke gebied. Dit gebied, met aan de ene kant een weg met boerderij, dan een sloot, een grasrandje en dan ineens een muur van zeker vijf meter hoge bomen, is voor de herten blijkbaar veilig genoeg om vanaf een paar meter van ons vandaan naar ons te staan kijken. Na een tijdje schoten ze het dichtbegroeide gebied in en fietsten wij verder de hoek om, om heel snel een pittoresk dorpje te zien: Dat moet het dorpje Ouwerkerk zijn.
We waren nog geen 45 minuten onderweg, maar uiteraard hadden zowel Siep als Sam na het zien van de hertjes genoeg van het zitten en hadden ze ondertussen al drie keer gevraagd of we er al waren. Zelf wist ik ook niet goed waar we naartoe zouden gaan en ondanks dat ik een aantal pogingen had gedaan het gezeur te tackelen (“vonden jullie die gewassen, vlinders en herten niet mooi?”), lukte dit na twee keer niet meer. Ik wist dat ik het niet voor een derde keer moest gaan proberen, want anders zou het gejammer overgaan naar iemand anders; mijn Roos.
“Je fietst naar Ouwerkerk en daar ga je rechtsaf” was de enige aanwijzing die in mijn hoofd opkwam. Ik besloot na de derde keer “zijn we er bijna” iedereen bij de route te betrekken.
“Ik zie een kerkje, laten we daar naartoe gaan. Wie weet is er een bankje en een parkje waar we even kunnen rusten.”.
Het kerkje stond in een typisch Zeeuwse dorpskern (kerk, met daar omheen een cirkel van oude woningen). De woningen waren prachtig. Veel trapgeveltjes en er was zelfs een café met terras! En nog beter: een speeltuintje!
Roos en ik snelden naar het terras met de geur van thee en koffie in ons hoofd, terwijl de kinderen naar het speeltoestel renden. Het was nog net geen lunchtijd, maar met kinderen kun je er maar beter voor zorgen dat je onder lunchtijd ergens bent. Die hebben ineens berenhonger, wat het “zijn we er bijna” orkest zou vermenigvuldigen.
Met de prachtige indrukken van dit rustige dorp en, voor even, uitgespeelde kinderen stapten we weer op de fiets om rechts aan te houden. Zo snel als je het dorp in was, zo snel was je er ook weer uit! De wereld veranderde ineens van huizen naar die wereld met hoge bomen en fluitende vogels. Het bosrijke gebied werd hier en daar onderbroken door watertjes en ingangen van ogenschijnlijke wandelpaden.
“Ah, ik zie dat jullie het gevonden hebben!“ klonk er opeens. Het was de overbuurman die met zijn hond uit het gebied kwam en met een blij maar rood aangelopen gezicht zichtbaar een flinke wandeling achter de rug had. “Ja, het dorp Ouwerkerk is prachtig”, zei Roos. “En wat een vogels, schitterend”. “Gewoon nog even doorfietsen, jullie zijn er bijna” was zijn antwoord en wuifde ons verder.
De weg ging omhoog, het gefluit ging over naar een briesje en al snel kon ik een heldere lucht aan de horizon zien. Ook een betonnen gebouw, wat een gemaal bleek te zijn. Zou dit het zijn? Beetje raar om een gezin naartoe te sturen, toch? “Ik heb honger!”. Daar begon Sam en dat betekende dat we snel ergens onze meegenomen boterhammen moesten opeten..
Eenmaal op de dijk zagen we het: wat een uitzicht! Voor ons de Oosterschelde met in de verte Tholen en heel veel boten! Grote vrachtschepen, lage binnenschepen, mooie jachten en ouderwetse zeilbootjes.
“Ik heb honger!”. Daar begon nu ook Siep. Ik wist dat het een ‘rondje fietsen’ zou zijn en dus zouden wij dit fietspad rechts langs het water moeten volgen om op de terugweg te zijn. Starend op zoek naar een bankje of verloren picknicktafel viel mijn oog op iets wat half op de dijk en half in het water stond. Het leek in de verte op een paar tafels…
Laten we daar gaan eten. Instemmend fietsten we verder. Maar het bleken geen tafels maar bakken met water? Huh, wat is dat nou? We stapten van de fiets en liepen de trap af. Ondertussen had Roos de kinderen een boterham gegeven en zag zij als eerste wat het was. “Kijk” zei ze, “het zijn wier bakken!”. Wier bakken?! Daar had ik nou nog nooit van gehoord.. De vier grote wierbakken bleken vol met allerlei kleuren wier en schelpdieren te zitten. Aha! De schepnetjes. Nu weet ik waarvoor ze zijn! Ik snelde de trap op en toen pas zag ik het enorme bord met informatie. Stom zeg, dat ik dat over het hoofd had gezien. Kreekbakken dus. Deze bakken zijn bij hoog water onder water en bevatten met laag water alle water- en schelpdieren die in de Oosterschelde leven. Als het straks hoog water wordt kunnen ze weer vrij weg zwemmen maar voor nu zitten ze in een bak om voor ons, niet-duikers, een kijkje te geven in dit rijke natuurgebied.
Siep en Sam (en wij ook) waren verrast door het mooie verschil in wieren, mosselen, garnalen en kleine krabbetjes. De schepnetjes hadden snel een garnaal gevangen.. “KIJK!” zei Sam. “Wat is dat?”. Verscholen onder een steen kon ik mijn ogen niet geloven. Was dat een steen die op en neer ging? Een mossel misschien? Nee, een enorme krab!
Roos schrok van de grootte en deed snel een pas naar achteren. Verscholen onder een platte steen had zich een krab van zeker een hand groot zichzelf verstopt. Een beetje schuldig voelend omdat ik mijn kinderen liet scheppen in de buurt van deze onschuldige krab, hadden we besloten om de krab op een afstandje te observeren door rustig onze boterham op te eten met als live ‘slow tv’ te zien of hij eronder vandaan wilde komen. Terwijl Roos en ik onze boterhammen op aten hadden de kinderen (boterhammen in de buik) de drie andere bakken ontdekt en waren ze druk met hun schepnet in de weer. Nee, de krab voelde zich prima onder de steen en na onze lunch was het tijd om de dijk verder af te fietsen.
Langs het water, de wind van opzij, werden we fijn rozig van de net verorberde boterhammen. Heerlijk, even niets, geen gezeur, geen gepieker, gewoon lekker fietsen met bootjes en af en toe een voorbijgaande fietser.. Ja, zo herinnerde ik het mij, Zeeland! Met dit vrolijke gevoel wilde ik wel een hele middag door fietsen. Maar Roos zag een gebouw aan de rechterkant wat leek op een enorme bunker.. “Hier zijn toch geen bunkers?” Vroeg ze. “Oja”, zei ik, “nu weet ik het weer; het Watersnoodmuseum!”.
Het Watersnoodmuseum? Roos keek mij vragend aan. Snel vertelde ik dat het geen bunkers zijn maar caissons die gebruikt werden om de dijken te dichten. Het was op een steenworp afstand van het fietspad en wij volwassenen wilden ook iets anders dan wat de kinderen wilden, dus besloten we hun opmerkingen in de wind te slaan en een kijkje te nemen bij dit bijzondere gebouw.
Jeetje, hele bussen stonden er.. Een groep Japanners liep net de bus uit richting museum, terwijl een groep kletsende senioren langszij kwamen. Pratend over de ervaringen die ze net opgedaan hadden. Nooit geweten dat op een steenworp afstand een van de beste Europese museums zit. Roos en ik waren het erover eens; hier gaan wij zeker deze week nog eens samen zonder de kinderen naartoe! De caisson van dit museum ligt tegen de dijk en dat moet ongelofelijk veel werk zijn geweest om deze gigantische dingen te verplaatsen. Als trotse Nederlander zag ik ook het uitgestrekte gebied wat aan de andere kant van de weg lag. “Kijk”, zei Roos wijzend naar het eind van de weg, “daar hebben we gefietst!”. En inderdaad, waar we net rechtdoor naar het gemaal fietsten, konden we ook rechts via de ‘weg van de buitenlandse pers’ naar dit museum. Het trok vast veel bekijks, het Watersnoodmuseum, als je de weg er naartoe zo noemt!
Weer terug op de dijk vervolgden we onze weg langs het water, die rechts de hoek om ging.
Hè, duinen? We zitten toch niet aan de Noordzee? We waren net de hoek om en we fietsten plots door een smalle duinstrook. Het fietspad ging er vlak langs. Links de duinen en rechts de dijk met wat mensen zittend op hun klapstoeltje zichtbaar genietend van het uitzicht.
“Strand!!!” riep Sam. Een heus strandje lag in het verlengde van de smalle duinstrook, ingeklemd tussen een dijk die een eind de Oosterschelde in liep en de dijk waarop wij fietsten.
Wauw, wat heerlijk! Hier en daar een gezin, een wandelaar met hond en flink wat spelende kinderen in het water.
“Pas op oesterschelpen”, Roos las hardop de tekst voor van een bord wat naast de ingang van het strandje stond. Aha! De waterschoentjes! Alles namen we mee naar een rustig plekje op het strand. Het uitzicht was nu nog mooier met alle bootjes en met op de achtergrond de Zeelandbrug. Het water bleek heel lang nog ondiep en Sam en Siep speelden met zand, keien en hadden enorme lol door elkaar met wier en blubber te bekogelen. Nou ja, dat wassen we er straks wel weer vanaf. 🙂 Het water was opkomend en kleine baby-badjes ontstonden om ons heen.
Blijkbaar viel er wat te zien aan het einde van de dijk die in de Oosterschelde lag. Bijna iedereen liep er naartoe, waaronder ook een hoop aangeklede duikers. Samen zagen we daar dat het water aan de ene kant, de inham, lang ondiep bleef en aan de andere kant blijkbaar erg diep was gezien de duikers met de zware duikflessen. Ik werd onverwachts verrast door een nóg mooier uitzicht dan eerder! Echt.. Dit keer konden we helemaal links de boten volgen die richting het binnenland voeren en rechts de plezierbootjes en kleinere vissersboten die waarschijnlijk ergens uit een van de vele oude Zeeuwse haventjes voeren.
“Jemig, is het al half vier?!” Net was het nog half twee! Niet dat we nu met de bus moesten maar het ‘avondeten-klokje’ van de kinderen zal om vijf uur weer gaan rinkelen en ze hebben al genoeg komkommer en chips op, dus tijd om te gaan! Geen idee ook hoe lang we nog moeten fietsen. Het fietspad liep wel lekker strak langs het water, de wind in de rug, zonnetje scheen schuin op onze ‘frisse’ gezichten. Nog geen vijf minuten later viel Siep in slaap. Laat maar lekker, het was ook zo heerlijk ontspannen en vrij daar op het strandje, dat maakt hij ook niet vaak mee dat hij zoveel ruimte krijgt.
De weg ging verder langs het water en langs nog meer ‘rust gebieden’ voor vogels en andere dieren die in en rondom het water leven. “Fijn dat ook daar naar om wordt gekeken”, zei Roos. Het gebied werd zichtbaar met rust gelaten gezien de natuurlijke water geultjes die als kronkels door het laag groeiende groen heen liepen. De dijk stopte en we hoorden langzaam de wereld van vrachtwagen- en autogeluiden op ons afkomen.
Siep werd wakker en gierde van het lachen uit toen we van de dijk af fietsten; “Racebaan!” schreeuwde hij en ineens was de energie weer helemaal terug. Gelukkig, ik zag de mini-camping al liggen!
Toen we tegen half vijf voldaan de fiets naast onze tent hadden neergezet was daar de overbuurman. ”Jullie willen vast eerst een kopje koffie en de kinderen vast een raket ijsje”. En terwijl wij genoten van de koffie en de kinderen na hun ijsje met de hond speelden waren we het unaniem met elkaar eens: Wat was dit een leuke dag!
Het beeld dat ik had van Zeeland is weer helemaal zoals ik het mij herinnerde en ik ben blij dat Siep en Sam dit ook een beetje hebben meegekregen. Toen de kinderen op bed lagen zijn Roos en ik nog even naar het kreekgebied terug gegaan. Hier hebben we nog even genoten van alle vogelgeluiden voordat de zon onder ging en wij afscheid moesten nemen van deze dag en ook van onze laatste dag in Zeeland.